BRL 6000-21 is een beoordelingsrichtlijn die beschrijft waar installatiebedrijven aan moeten voldoen als zij het bovengrondse gedeelte van een bodemenergiesysteem ontwerpen, installeren of onderhouden. Sinds oktober 2014 geldt voor de aanleg van een bodemenergiesysteem de wettelijke verplichting voor de BRL 6000-21 certificering. Bedrijven zijn vanaf deze datum verplicht om werkzaamheden aan een bodemenergiesysteem door een Bodem+ erkend bedrijf te laten uitvoeren. Sinds 5 juni 2020 is er een nieuwe versie van BRL 6000-21. Voor installatiebedrijven met het BRL 6000-21 certificaat is er een overgangstermijn tot juli 2021.
De BRL 6000-21 is interessant voor alle installatiebedrijven die zich bezighouden met warmtepompsystemen, zoals: adviesbureaus, WKO-installateurs, technische installatiebureaus, beheerders en exploitanten die het bovengrondse deel van bodemenergiesystemen ontwerpen, installeren en beheren.
De beoordelingsrichtlijn wordt beheerd door KvlNL, de Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland. KvlNL is opgericht ten behoeve van de kwaliteitsborging binnen de Installatiesector (een zogeheten kwaliteitskeurmerk).
Deel 21 van de BRL 6000 richtlijn beschrijft specifieke eisen voor het ontwerpen, installeren en beheren van energiecentrales van bodemenergiesystemen van zowel woningen als woongebouwen en utiliteitsgebouwen (alle bouwwerken die geen woonbestemming hebben). Tot zo’n energiecentrale behoren ten minste een automatiseringsinstallatie voor de regeling, beveiliging en monitoring van de energiecentrale en een warmte- en/of koudevoorziening.
In totaal kent de BRL 6000-21 zo’n zes subdeelgebieden. Het gecertificeerde installatiebedrijf kan één tot zes van deze subdeelgebieden kiezen, waarvoor hij zijn werkzaamheden onder het certificaat wil verrichten.
De zes subdeelgebieden zijn:
De BRL 6000-21 kent sinds juni 2020 een nieuwe versie; ‘versie 2019’. Bedrijven die al een certificaat hebben kunnen tot juli 2021 overgaan van versie 2014 naar versie 2019.
De BRL is op verzoek van het Ministerie van I&W en organisaties uit de sector aangepast om het belangrijkste verschil weg te nemen van de scope-overlap met het BRL SIKB 11000-protocol (Ondergronds deel bodemenergiesysteem). Daarnaast is de versie 2019 inhoudelijk beter afgestemd met het BRL SIKB 11000-protocol. Het is daardoor duidelijker wanneer een bedrijf een certificaat voor BRL 6000-21 of BRL SIKB 11000 nodig heeft.
BRL 6000-21 is onderdeel van de BRL 6000. De beoordelingsrichtlijn BRL 6000 bestaat uit een Algemeen Deel (BRL Deel 6000-AB) en een aantal Bijzondere Delen (1 t/m 8). Het Algemene Deel beschrijft de eisen die gelden voor het ontwerpen en installeren van elke installatie. De Bijzondere Delen worden opgedeeld aan de hand van de soort installatie (bijvoorbeeld elektrotechnische installatie) en de soort activiteit (ontwerpen of installeren). Bij BRL 6000 certificering dient het installatiebedrijf te voldoen aan de eisen uit het Algemene deel en aan eisen uit minimaal één Bijzonder deel van BRL 6000.
Het installatiebedrijf zal moeten besluiten voor welke Bijzondere delen van de BRL 6000 het zich wil laten certificeren. Daarnaast moet een keuze gemaakt worden voor welke deelgebieden er gecertificeerd zal moeten worden: ontwerpen, installeren, beheren of een combinatie van deze drie. Tot slot kiest het installatiebedrijf een certificatie-instelling die de BRL 6000 certificering verzorgt.